Suïcide cijfers stegen met 30% tussen de jaren 2000 en 2018. Tussen 2007 en 2017 stegen de suïcide cijfers onder kinderen tussen de 12 en 17 jaar met 56%. Voor 5 tot 9-jarigen is suïcide de 10e doodsoorzaak (Dr Fadwa Gillanders, Pharm.D). Eén op de zes jongeren tussen de 12 en 25 jaar heeft serieuze suïcidale gedachten.
Deze cijfers tonen aan dat suïcide een maatschappelijk/cultureel tijdgebonden symptoom is. Een symptoom waar een sterke lading op zit, waardoor het niet als een symptoom maar als een probleem wordt gezien. Waardoor een versterkend effect optreedt en daarmee ook een grotere barrière om hulp te zoeken.
Aan de zorgverlenerskant zijn suïcidale gedachten omgeven door een stigma; suïcidale gedachten worden gezien als een probleem dat opgelost moet worden. Het creëert een reactie van overweldiging of angst wat resulteert in reacties als ‘Ik heb niet de vaardigheid om jou te helpen’. Dit herschept juist weer het traumatische patroon. Want bij de mens die met suïcidale gedachten rondloopt is het symptoom omgeven met schaamte. Waardoor het al moeilijker is om hulp te zoeken.
De mainstream benadering van suïcidale gedachten is er vooral één van preventie. De cliënt wordt gevraagd een formulier te ondertekenen dat hij/zij tijdens het therapeutisch traject geen suïcidepogingen onderneemt. Dit versterkt natuurlijk hetgeen wat juist in de cliënt werkzaam is. Dat er iets fout of verkeerd is met hem of haar. Terwijl de persoon juist behoefte heeft aan begrip en holding. En net als ieder ander symptoom, de suïcidale gedachten een veruiterlijking zijn van iets dat onderliggend gezien wil worden. Dit onderdrukken is juist het versterken van de schaamte. En schaamte is de sterkste destructieve emotie bij een traumatische gebeurtenis. Wat tevens voor isolatie zorgt.
Een betere benadering is dus om van preventie naar aandacht te gaan. In plaats van boven de ander te gaan staan, het proces dat in de ander plaatsvindt te willen stoppen, naar erkenning geven aan de ander, kennisnemen van iemand. Wetende dat er in de ander een deel aanwezig is dat vanuit liefde de persoon juist ergens op wil wijzen.
Deze cijfers tonen aan dat suïcide een maatschappelijk/cultureel tijdgebonden symptoom is. Een symptoom waar een sterke lading op zit, waardoor het niet als een symptoom maar als een probleem wordt gezien. Waardoor een versterkend effect optreedt en daarmee ook een grotere barrière om hulp te zoeken.
Aan de zorgverlenerskant zijn suïcidale gedachten omgeven door een stigma; suïcidale gedachten worden gezien als een probleem dat opgelost moet worden. Het creëert een reactie van overweldiging of angst wat resulteert in reacties als ‘Ik heb niet de vaardigheid om jou te helpen’. Dit herschept juist weer het traumatische patroon. Want bij de mens die met suïcidale gedachten rondloopt is het symptoom omgeven met schaamte. Waardoor het al moeilijker is om hulp te zoeken.
De mainstream benadering van suïcidale gedachten is er vooral één van preventie. De cliënt wordt gevraagd een formulier te ondertekenen dat hij/zij tijdens het therapeutisch traject geen suïcidepogingen onderneemt. Dit versterkt natuurlijk hetgeen wat juist in de cliënt werkzaam is. Dat er iets fout of verkeerd is met hem of haar. Terwijl de persoon juist behoefte heeft aan begrip en holding. En net als ieder ander symptoom, de suïcidale gedachten een veruiterlijking zijn van iets dat onderliggend gezien wil worden. Dit onderdrukken is juist het versterken van de schaamte. En schaamte is de sterkste destructieve emotie bij een traumatische gebeurtenis. Wat tevens voor isolatie zorgt.
Een betere benadering is dus om van preventie naar aandacht te gaan. In plaats van boven de ander te gaan staan, het proces dat in de ander plaatsvindt te willen stoppen, naar erkenning geven aan de ander, kennisnemen van iemand. Wetende dat er in de ander een deel aanwezig is dat vanuit liefde de persoon juist ergens op wil wijzen.